< 1 Korinthiërs 3 >
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
1)En ik, broeders, kon tot u niet spreken als tot geestelijken,1) maar als tot vleselijken,2) als tot jonge kinderen3) in Christus.
2)Ik heb u met melk gevoed,4) en niet met vaste spijs;5) want gij vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog niet.
3)Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar den mens?6)
4)Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk?7)
5)Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars, door welken gij8) geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft?9)
6)Ik heb geplant,10) Apollos heeft nat gemaakt;11) maar God heeft den wasdom12) gegeven.
7)Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch13) hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft.
8)En die plant, en die nat maakt, zijn een;14) maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid.15)
9)Want wij zijn16) Gods medearbeiders;17) Gods akkerwerk,18) Gods gebouw19) zijt gij.
10)Naar de genade20) Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs21) bouwmeester het fondament22) gelegd; en een ander bouwt daarop.23) Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe.24)
11)Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen25) gelegd is, hetwelk is26) Jezus Christus.
12)En indien iemand op dit fondament27) bouwt: goud, zilver,28) kostelijke stenen, hout, hooi,29) stoppelen;
13)Eens iegelijks30) werk zal31) openbaar worden; want de dag zal het32) verklaren, dewijl33) het door vuur ontdekt34) wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven.
14)Zo iemands werk blijft, dat hij35) daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen.36)
15)Zo iemands werk zal verbrand worden,37) die zal schade lijden;38) maar zelf zal hij behouden worden,39) doch alzo als door vuur.40)
16)Weet gij niet, dat gij Gods41) tempel zijt, en de Geest Gods in ulieden woont?
17)Zo iemand den42) tempel Gods schendt, dien zal God schenden; want43) de tempel Gods is heilig, welke gij zijt.
18)Niemand bedriege44) zichzelven. Zo iemand onder u dunkt, dat hij wijs is in45) deze wereld, die worde dwaas,46) opdat hij wijs moge worden.47)
19)Want de wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God; want er is geschreven: Hij vat de wijzen48) in hun arglistigheid;
20)En wederom: De Heere kent de overleggingen der wijzen,49) dat zij ijdel50) zijn.
21)Niemand dan roeme op mensen;51) want alles is uwe.52)
22)Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cefas, hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe.
23)Doch gij zijt van Christus,53) en Christus is Gods.54)